DE WANDELAAR
DE WANDELAAR
Heuglijk nieuws! Voor de deur van Carlov zou een boom komen te staan. Nu blijkt dat het drie bomen worden. Carlov krijgt zijn eigen bos. Het Debonnebos. Straks kan hij daar des ochtends in zijn pyjama gekamerjast gaan wandelen. De grijze cellen zuurstof geven. Een ochtendplasje doen onder de eerste zonnestralen die het bladerdek doorpriemen. Bramen plukken op dinsdag, op donderdag everzwijnenjacht.
Voor ons is dat nieuws wat minder heuglijk. Ik verklaar me nader. Ik heb me onlangs naar zijn woonst gesleept. Ik zeg gesleept, want een mens weet wat hem daar te wachten staat. Je wilt het dralend, talmend uitstellen tot het niet meer kan. En dan moet je dapper zijn. Zo simpel is het.
Ik belde aan, het bos in wording op de achtergrond. Carlov deed fluks open, een gezonde blos op de onbegroeide wangen. Zijn pensioen doet hem goed. Hij had die dag maar één stresske gehad, toen hij een parkingplaats moest vinden aan het Kluisbos. Eén stresske, en dan een lange wandeling. Die keuze kan hij nu immers maken: ‘Ah, de zon schijnt. Tijd voor een wandelingske.’ Proeven van de schone dingen des levens, hij heeft het altijd al gekund.
Onverwacht had ik iets om me aan vast te klampen: Carlov had die dag stress gehad! En Carlov is geen fan van stress. Was het lot me goedgezind?
Nee, driewerf nee. Het is een open deur intrappen. Carlov heeft me ingemaakt als tonijn in blik. Of pilchards. Doe maar pilchards, dat is minder nobel. En dat dus ook al had hij stress gehad.
Dus nee, het Debonnebos wordt geen goed nieuws voor ons. Hoed u er allen voor: weldra zal Carlov fris en monter uitgerust aan uw schaakbord verschijnen. Hij zal die dag géén stress hebben gehad. Hij zal wél – bij mooi weder – een lange wandeling voor zijn deur hebben gemaakt, zonder parkeerperikelen. Te voet naar je wandeling gaan, wie kan dat zeggen?
Voortaan kan Carlov dat dus zeggen. En daarmee is alles gezegd.